Links moet solidariteit moreel verdedigen

Wouter Bos zegt in zijn column (Volkskrant, 10 januari) dat hij niet weet hoe je solidariteit tussen hoger- en lageropgeleid aan de hogeropgeleiden moet verkopen. Zijn verwarring is nergens voor nodig. De boodschap van links zou duidelijk moeten zijn: als rechts klaar is met het uitkauwen van schoonmakers en postbodes zijn leraren en ambtenaren aan de beurt. Door de lageropgeleiden te beschermen tegen de zoveelste bezuinigingsmaatregel die met name die groep treft, beschermt de middenklasse dus zichzelf.

Bos vergelijkt de discussie rondom het CPB-rapport met het zorgpremie-oproer, en vraagt zich af of het niet beter is om solidariteit stiekem te regelen. Immers, dat oproer stopte toen de herverdeling niet meer expliciet via de zorgpremie geregeld werd. Het probleem met dit idee is dat het de oorzaak van het oproer miskent; die oorzaak was niet financieel, maar moreel. De politiek van de VVD is gebaseerd op de notie dat de armen in Nederland onverstandig, lui en dom zijn. Dit kun je bijvoorbeeld zien aan de reacties van gewone VVD-leden op hun site toen het regeerakkoord aangekondigd werd. De shag rokende, Schultenbrau drinkende werkloze figureert daar prominent.

Daar ligt ook meteen het antwoord op de vraag van Bos: als je de solidariteit wilt versterken is het volstrekt irrelevant of je dat stiekem doet of niet. Waar het om gaat is om de vraag wie de persoon is met wie je solidair bent. En daar heeft links de laatste tijd terrein laten liggen. Het morele verhaal van rechts heeft nauwelijks tegengas gekregen van links. Hierdoor heeft de VVD-karikatuur van een lageropgeleide zonder enige tegenstand een plekje in het Nederlandse bewustzijn veroverd.

Het tragische is natuurlijk, dat hoewel de middenklasse een economisch belang heeft bij solidariteit, ze een pervers sociaal belang hebben bij het in stand houden van het beeld van een onverantwoordelijke onderklasse. Immers, dat bevestigt hun positie in de maatschappelijke hiërarchie. Paul Kalma zegt hierover in zijn boek Makke schapen: “De middenklasse dekt zich in door zich af te zetten tegen wie nog minder ver is gekomen. Het is niet zozeer onverschilligheid als wel animositeit die haar houding tegenover de onderklasse kenmerkt. Het falen van anderen bevordert haar gevoel van eigenwaarde”. Dit is ook precies de reden waarom grote groepen lagere middenklasse – tegen hun eigen economisch belang in – op de VVD stemmen: ze onderstrepen zo hun positie als fatsoenlijke burgers.

Is de situatie dan helemaal hopeloos? Nee, maar het is noodzakelijk dat links als het gaat om sociale ongelijkheid weer de taal van de moraal gaat spreken. Er zijn wel degelijk manieren om de middenklasse ervan te overtuigen dat de armen de moeite van het verzorgen waard zijn. Een mooi voorbeeld van hoe je dat aanpakt is het boek How the other half lives van Jacob Riis, een Deens-Amerikaanse fotograaf. Hij trok eind 19e eeuw de sloppenwijken van New York in, en liet zien dat de armen – net zoals de middenklasse – een fatsoenlijk leven probeerde te leiden in een gevaarlijke, overvolle miljoenenstad. Zijn foto’s van armeluishuiskamers overtuigden de middenklasse dat de armen geen zooitje van hun leven aan het maken waren, en waren een belangrijke opmaat naar de eerste sociale wetgeving in de VS.

Zolang Bos zijn blik niet verlegt van het economische naar het morele vlak, zullen zaken als het CPB-rapport en de bijbehorende oproep tot afbraak van de solidariteit altijd voor verwarring blijven zorgen. Echter, wat op economisch vlak onbegrijpelijk is, wordt op moreel vlak glashelder.

Be the first to comment on "Links moet solidariteit moreel verdedigen"

Leave a comment

Your email address will not be published.


*