Science in Transition

Science in Transition gaat niet ver genoeg

Iemand die het lukt om een aula vol wetenschappers te laten luisteren naar wetenschapsbeleid heeft zijn zaken goed voor elkaar: de meeste wetenschappers willen zo min mogelijk met het universitaire bestuur te maken hebben. De spreker, dekaan Miedema, stond voor een volle zaal omdat hij sprak namens Science in Transition, een werkgroep die de structurele problemen binnen de wetenschap wil aanpakken. Helaas bleef de discussie beperkt tot technocratische voorstellen, waardoor de rijkwijdte van de voorgestelde veranderingen nooit groot genoeg kan zijn om echt het verschil te maken.

De feiten die in het verhaal aangedragen werden waren schrikbarend: als we Miedema mogen geloven is de wetenschap door en door rot. In sommige vakgebieden bijvoorbeeld blijkt de overgrote meerderheid van het onderzoek niet reproduceerbaar te zijn – als je het nog een keer probeert komt er iets anders uit. Dat is niet alleen slecht voor de stand van de wetenschap, het kan ook direct levens kosten als het onderzoek bijvoorbeeld gaat over de bijwerkingen van een medicijn.

Diepe crisis

Miedema sprak over de dolgedraaide cyclus van publiceren en geld aanvragen: geld is nodig voor publicaties, en het succes van die publicaties zet zich weer om in geld, waardoor er weer gepubliceerd kan worden. Deze cyclus zorgt voor allerlei problemen. Iedereen die in de wetenschap actief is weet zal aan den lijve ervaren hebben dat deze manier van werken leidt tot onzinnig onderzoek dat alleen gedaan wordt om dat het aansluit op de laatste hype.

De crisis die Science in Transition aankaart, zit heel diep. Hij gaat over de vraag waarom we wetenschap doen, wie bepaalt welke wetenschap wel en niet gedaan wordt, en over hoe we mensen belonen voor hun werkt. Toch hield Miedema zijn betoog bewust klein. Hij hamerde erop dat hij slechts een beetje aan de knoppen wil draaien. Bijregelen, en ‘geen ideologie’ – in zijn woorden –, dat is het devies, en dat is precies de zwakte van het hele project.

Niet neutraal

Die zelfopgelegde oogkleppen van het pragmatisme beperken de reikwijdte van wat Science in Transition te melden heeft. Hetgene waar Science in Transition in feite campagne tegen voert wordt New Public Management genoemd, een manier van het organiseren van de (semi-)overheid die ingang vond in de jaren 80. In deze manier van denken ligt de nadruk op markt en competitie als mechanismes van toewijzing van schaarse goederen (in dit geval: onderzoeksgeld), en wordt er veel gebruik gemaakt van kwantitatieve sturing. De kernwoorden van NPM zijn precies de three M’s – Markets, Managers and Measurement – waar in de lezing kritiek op geleverd werd.

Het probleem is nu, dat deze managementfilosofie helemaal niet ideologisch neutraal is: hij hangt nauw samen met het neoliberalisme dat onze maatschappij zoveel ellende bezorgt. De hele manier waarop wetenschap georganiseerd is is een soort lachspiegel-versie van de vrije markt: als je gelooft dat concurrentie de enige functionerende organisatievorm is, en dat maatschappelijk belang niet legetiem is (immers: there is no such thing as society), dan is het logisch dat je vindt dat onderzoeksgroepen georganiseerd moeten worden als bedrijfjes, die concurreren om overheidsgeld. Wil je daar wat aan veranderen, dan zul je de aannames die er achter zitten ter discussie moeten stellen, en je niet alleen beperken tot het laten zien van de voorspelbaar desastreuze gevolgen.

De grenzen van technocratie

Doordat SiT zijn kritiek inkleedt in de technocratische taal van het ‘beetje bijsturen’ maakt het zich enorm kwetsbaar voor co-optatie door de mensen die het systeem willen houden zoals het is. Dat is nu ook al aan het gebeuren: Minister Bussemaker prees de SiT-ers als ‘competente rebellen’, die oog hebben voor het probleem van ‘een sector [die] erg bezig is te doen wat men zélf vooral belangrijk vindt’. Zo wordt de kritiek moeiteloos omgebogen naar implicite steun voor een verdere neoliberale machtsgreep in de vorm van het topsectorenbeleid.

De maatschappelijke keuzes die liggen achter de manier waarop wij wetenschap doen zijn ideologisch van aard, of SiT dat nou wil onderkennen of niet. Ze raken de verdeling van macht in onze maatschappij: wie bepaalt er, wie welk onderzoek mag doen? Dat is een essentieel politieke vraag, die je met technocratie niet oplost.

Ik had daarom zeer gemengde gevoelens bij de lezing van SiT. Enerzijds was ik blij dat mensen met invloed onafhankelijk de linkse waarheden aan het herontdekken zijn: dat het vrije-marktmodel perverse prikkels produceert als je het buiten het bedrijfsleven toepast, dat concurrentie slechts een van de drijfveren in de maatschappij moet zijn en niet de enige, en bovenal: dat in rationeel eigenbelang opererende individuen niet altijd in staat zijn om problemen van collectieve aard op te lossen. Tegelijkertijd is het jammer dat de analyse niet scherp genoeg is om echt wat te veranderen.

Be the first to comment on "Science in Transition"

Leave a comment

Your email address will not be published.


*