Juich niet te vroeg over Griekenland

Nu Syriza op winst staat zijn overal de (rode) vlaggen uitgegaan. De partij gaat hoogstwaarschijnlijk de grootste worden in de verkiezingen die vandaag gehouden werden; de exitpolls voorspellen dat de nummer twee wel 10% achter zich hebben gelaten. En dat is mooi: Griekenland is het eerste land dat reageert op de crisis door een ruk naar links te maken in plaats van een ruk naar rechts. Alleen al het feit dat de opkomst van de openlijk fascistische Gouden Dageraad gestopt is, is reden voor blijdschap.

Toch moeten we niet te vroeg juichen: het is maar zeer de vraag of een linkse Griekse regering iets uit kan richten. Het probleem is dat de manier waarop de huidige Eurozone is ingericht linkse politiek in feite onmogelijk maakt. De reden daarvoor is dat alles wat een regering van een individueel land doet ongedaan gemaakt kan worden in Europa: als een regering werknemersbeschermingen invoert, dan zal een bedrijf zijn fabrieken bouwen in een land waar die beschermingen er niet zijn. Als een regering de winstbelasting verhoogt, zal een bedrijf zijn winsten doorsluizen naar een land waar die belasting lager is. Open grenzen en een gedeelde munt zijn zo’n keurslijf, dat ze samen linkse politiek onmogelijk maken.

Dat is ook precies de reden waarom de Euro-crisis de zwakkere landen zo hard geraakt heeft: ze hebben het roer van hun economie aan Europa gegeven, en daar weigeren ze van koers te veranderen als dat nodig is. Een vrij land kan geld bijdrukken, zijn munt devalueren, of in laatste instantie een deel van zijn schulden niet betalen. De Europese landen hebben die mogelijkheid niet. Europa heeft jaren getreuzeld om economisch wat te doen, deels gedreven door een drang om de Grieken te straffen.

Er zijn drie mogelijke oplossingen voor dit keurslijf, die allemaal politiek onacceptabel zijn. Allereerst zou je de Euro op kunnen heffen. Dat is geen optie, omdat de Euro niet alleen een economisch project maar ook een politiek project is. Als dat project faalt, zou dat -zeg- Rusland geopolitiek enorm in de kaart spelen. Bovendien zitten de Europese economieën zo dicht aan elkaar vast dat het uiteenvallen van de Euro ook op economisch vlak een ramp zou zijn.

Een tweede mogelijkheid is om landen elkaars schulden te laten delen. Dat is natuurlijk politieke zelfmoord voor iedere noordelijke politicus die dat voorstelt. Er is niet genoeg vertrouwen tussen noord en zuid. Er is nog een probleem: als degene die de schulden draagt niet degene is die het geld uitgeeft, is het risico van onverantwoord gedrag levensgroot. En bovendien: als we in het noorden de belastingen gaan heffen die nodig zijn om in het zuiden de uitkeringen te betalen, hebben we in feite de verzorgingsstaat naar Europees niveau getild. Daar is met een Europees parlement dat gedomineerd word door rechts geen draagvlak voor.

De derde mogelijkheid is om landen failliet te laten gaan binnen de Eurozone. Het probleem daarmee is dat dat een enorme vorm van gedwongen Europese eenwording betekent. Immers, als Griekenland failliet gaat, dan moet nog steeds – zeg – de Griekse douane betaald worden, die de buitengrenzen van de Europese Unie bewaken. De enige die dat kan doen is de Europese Unie. Je komt dan in het Amerikaanse model, waarin steden en staten bankroet kunnen gaan, maar de Federale overheidstaken doorgaan – een politieke onmogelijkheid op dit moment.

Kortom, de huidige structuur van de Europese Unie neigt maar naar een ding: een neoliberaal wasteland, waarbij de verzorgingsstaten van de afzonderlijke landen alleen maar slecht zijn voor de concurrentiepositie. Bovenop deze economische problemen komt nog een dit: Griekenland is klein, heel klein. Omdat het land zo’n grote rol speelt in de discussies rond de Euro wordt dit weleens vergeten, maar er wonen in Griekenland maar 11 miljoen mensen – 3% van de Eurozone – en de economie slechts 2% groot. De macht van de Griekse regering – die al beperkt is door de economische krachten, wordt ook nog eens beperkt door de macht van het getal.

Dit alles betekent dat de Griekse regering weinig speelruimte heeft. Als ze proberen buiten die ruimte te treden en falen, zal dat koren op de molen van de mainstream Europese politieke opinie, die het tot een les over de onvermijdelijke mislukkingen van linkse politiek zal maken. De werkelijkheid is natuurlijk dat een klein rood druppeltje in een oceaan van Europees blauw weinig gaat uitrichten.

De Griekse overwinning is dus alleen zinvol als die aangegrepen wordt om de manier waarop de economie van de Eurozone georganiseerd is een schop te geven. Er zal een game of chicken plaatsvinden tussen Athene en Berlijn: wie knippert het eerst? Het gaat om het dreigement dat Griekenland uit de Eurozone zal stappen, de angst dat Griekenland zijn schulden niet betaalt, of de vrees dat de linkse opleving over zal slaan naar Spanje – waar een zusterbeweging van Syriza sterk is – of bijvoorbeeld Italië.

De vraag is daarbij: welke concessies durft Europa te doen om de Grieken binnenboord te houden? Hoewel Europa al een keer eerder (in Italië) gelukt is om een democratisch gekozen regering om zeep te helpen, denk ik niet dat er draagvlak is voor het herhaaldelijk cancelen van verkiezingen waarvan de uitkomst Berlijn niet bevalt. En op dat vlak zijn de voortekenen goed: al voor de verkiezingen werden de eerste concessies gedaan, in de vorm van een Europees investeringsfonds en in het feit dat de ECB heeft de geldpers aangezet. Het is de vraag wat Tsirpas op Europees niveau nog meer binnen gaat slepen.

En daar ligt de werkelijke betekenis van de verkiezingen van vandaag: in de veranderingen die het op Europees niveau gaat afdwingen. Want dat is waar economische beslissingen tegenwoordig genomen worden.

Be the first to comment on "Juich niet te vroeg over Griekenland"

Leave a comment

Your email address will not be published.


*