Op naar een beter Europa

Er zijn goede redelen om voor Europese samenwerking te zijn. In de eerste plaats moeten we niet vergeten dat deze samenwerking een antwoord was op meer dan 100 jaar gruwelijke oorlogen tussen voornamelijk Duitsland en Frankrijk. En wie denkt dat we dat we dat we dat zo ver achter ons hebben gelaten dat we zonder Europese samenwerking kan verwijs ik naar Yougoslavië. Daar sloeg na 60 jaar onder leiding van de Maarschalk Tito de vlam lelijk in de pan. De vrede in West-Europa is uniek in de wereld en te belangrijk om te vergokken.

In de tweede plaats leven we in een wereld van schaalvergroting en kortere afstanden. Waar vroeger landen in het westen onderling in concurrentie waren opereren we nu op wereldschaal. We moeten in staat zijn te concurreren met blokken als de VS, China, en India. Ook in het bedrijfsleven gebeurt dit. Alleen samenwerkende overheden kunnen voldoende tegenspel bieden tegen multinationale ondernemingen.

Europese samenwerking is dus de moeite waard. Tegelijk is er van alles mis met de manier waarop dat nu gebeurt. Een Europa van meerdere snelheden of eenvoudig méér Europa bieden niet de oplossingen. Beide werken contraproductief. De eerste oplossing laat de bestaande weeffouten zitten. De tweede maakt er waarschijnlijk nog meer. We zullen het Europese project goed moeten doorlichten en consequenties verbinden aan wat we aantreffen.

Op zichzelf is dat niets om je voor te schamen. Wanneer een organisatie groeit door overnames en fusies komt er automatisch een fase van consolidatie. Iedereen heeft wel een beeld van een supermarktketen in die fase. Welke winkelformules moeten vervallen? Welke vestigingen liggen te dicht bij elkaar? Hebben we niet teveel magazijnen? Willen we die restaurantketen houden of stoten we die juist af ?
Ook de EU zit in zo’n fase. Er zijn veel nieuwe leden bijgekomen de laatste tijd. Er zijn grote stappen gezet met bijvoorbeeld de Euro en Schengen. We moeten nadenken wat we wel, wat wie niet en wat we anders gaan doen. Erkennen dat zo’n fase nodig is is eerder een teken van sterkte dan van zwakte. Bovendien zeg je daarmee tegen de burgers die de EU niet meer vertrouwen: “Wij hebben u gehoord”. Zeggen dat dit te ingewikkeld is of te tijdrovend is creeert alleen maar meer weerstand.

Laten we proberen de richting van zo’n consolidatiefase te schetsen.

Volgens mij gaat het om drie dingen:

  • Wat doe je in de Europese samenwerking
  • Hoe doe je het ?
  • Hoe bestuur en controleer je het.

De vraag wat je in het kader van de Europese samenwerking samen doet niet kunt bepalen zonder dat je de gemeenschappelijke doelstellingen kent. Voor mij liggen de volgende min of meer voor de hand.

  • Bevorderen van begrip en kennis van elkaar en samenwerking op alle mogelijke terreinen tussen landen en inwoners van de Unie.
  • Bevorderen van de welvaart en economische ontwikkeling van de landen en de Unie als geheel.
  • Bescherming van de eigen bevolking tegen bedreigingen van buitenaf.
  • Aanpak van problemen waarvan de landen vaststellen dat ze die op individuele schaal niet (goed) aankunnen.

Vervolgens toets je de bestaande activiteiten aan de doelstellingen. Activiteiten die niet bijdragen aan de doelstellingen stop je. Bij doelstellingen waarvoor je geen of onvoldoende activiteiten ontplooit moet je ze alsnog bedenken.

Als je de bestaande begroting erbij pakt kun je daar zo een aantal punten uithalen dieopvallen:

  • In 2016 wordt 30% van de begroting van de EU besteed aan directe inkomenssteun in de landbouw. Misschien is de bedoeling dat hiermee de welvaart en de economische ontwikkeling gestimuleerd wordt. De landbouw ligt echter al 30 jaar aan het infuus van de EU zonder dat het einde inzicht is.
  • Van de 66,6 miljard euro die wordt uitgegeven aan ecomomische groei gaat een deel naar achtergebleven regio’s en infrastructuur. Ook in het gedeelte van de begroting van landbouw zit een deel voor de ontwikkeling van achtergebleven rurale gebieden. We kennen allemaal de bordjes “mede mogelijk gemaakt door subsidie uit Brussel” die we ook in Nederland tegen komen. Mee kappen. Landen zijn zelf verantwoordelijk voor welvaartsverschillen tussen regio’s binnen hun land. Wanneer een land als geheel arm is kun je het land als EU helpen. We willen toch ook niet dat de regering in Den Haag de voetbalvereniging in Den Helder subsidieert omdat de gemeenteraad hier een steekje laat vallen?
  • Onder die 66,6 miljard vallen ook kosten voor de energie-unie. Voor R&D kun je je goed voorstellen dat je dat beter op internationale schaal kunt doen. Maar het daadwerkelijk uitvoeren van energiebeleid kun je prima op nationaal niveau. Kijk maar naar Duitsland. Als het ene land dan wat voortvarender is dan het andere is dat misschien jammer, maar je moet je ernstig afvragen of dat reden moet zijn de uitvoering en/of financiering centraal te trekken.
    Deze redenering geld volgens mij op veel meer beleidsterreinen. Het klopt niet dat je bepaalde zaken op Europees niveau wilt doel alleen omdat je bang bent dat bepaalde landen anders achterblijven. Je moet alleen iets op Europees niveau doen als je het daar beter kunt.
  • Buitenlandsbeleid en ontwikkelingssamenwerking kost 10 miljard. Veiligheidsbeleid en burgerschap 4 miljard. Een schijntje vergeleken met de andere gebieden en een kandidaat voor groei wat mij betreft.

Ook op terreinen die niet direct geld kosten, maar in de sfeer van de regels zitten kun je vraagtekens zetten. Het zou te ver voeren dat hier allemaal uit te werken. Eén voorbeeldje. Vorige week stond in een artikeltje in de Volkskrant, dat woningbouwcorporaties last hebben van voorschriften van Brussel over de vraag wie ze wel en wie ze niet mogen toelaten. Kan iemand mij uitleggen welke Europese doelstelling met een dergelijke regel gediend is? Niemand ? Kappen ermee dan.

We kunnen ook wat meer los van de inhoud gaan en kijken hoe de dingen in Europa gedaan worden. Als eerste zou ik het verschijnsel mooiweerbesluit aan de orde willen stellen.

Zowel het opheffen van de interne grenzen als een gemeenschappelijke munt dragen ongetwijfeld bij aan de economische ontwikkeling. Geen wisselkosten. Geen valutarisico. Geen oponthoud aan de grenzen meer. Beide besluiten zijn echter genomen zonder dat alle gevolgen goed afgewogen zijn. Ze houden daardoor alleen bij mooi weer stand.

Het gevolg van Schengen is dat de grens van Nederland met Wit-Rusland niet in Venlo ligt maar in Hrodna. Bij de opheffing van de binnengrenzen wordt bewaking van de buitengrenzen een gemeenschappelijke verantwordelijkheid. Deze bewaking moet plaatsvinden tegen gezamelijk vastgestelde standaarden en voor gezamelijke rekening. Dat moet je regelen op het moment dat je Schengen invoert. Niet pas als je overlopen wordt door vluchtelingen uit het Midden Oosten en je niet tevreden bent over de kwaliteit van de grensbewaking in Zuid Europa.

Iets soortgelijks speelt bij de Euro. Als gevolg van een gemeenschappelijke munt is er permanente inkomensoverdracht nodig is van beter functionerende naar minder functionerende landen. Dit is geen nieuwe Eurofiele Brusselse utopie, zoals ik onlangs in een krant las. Het is een rechtstreeks en onvermijdelijk gevolg van die ene munt. Toen we allemaal nog ons eigen muntje hadden konden slechter lopende landen door devaluatie een deel van hun problemen exporteren. Dat kan niet meer en daar moet een alternatief voor zijn. Beter lopende landen betaalden overigens vroeger ook een prijs. De export naar het devaluerende land stagneerde (tijdelijk). Dit vertraagt de eigen groei. De discussie over inkomensoverdracht is bij de invoering van de Euro nooit gevoerd.

De eerste conclusie is dat we geen mooi weer besluiten moeten nemen. We moeten open en eerlijk alle conseqenties doorgronden en met elkaar afwegen. Daar is de gemiddelde Europese burger verstandig genoeg voor. Noch bij Schengen, noch bij de Euro is dit gebeurd.

Daarnaast moeten we alsnog beslissen of we Schengen en de Euro nog wel willen. Ik denk dat dit zou moeten leiden tot de handhaving van Schengen (met verbeteringen) en de afschaffing van de Euro. Dit laatste simpelweg omdat je de noodzalijke randvoorwaarden niet georganiseerd krijgt en het daarmee een onredelijke druk legt op de zwakkere economieën .

Een volgend punt is dat de Europese samenwerking meer verschillen tussen landen moet accepteren. Zowel van ons hypotheekstelsel als van ons pensioenstelsel is in het verleden gezegd dat ze moesten verdwijnen omdat we de enigen zijn in Europa die zo iets in die vorm hebben. Mijn uitgangspunt is dat verschillen normaal zijn en slechts ter discussie gesteld kunnen worden als ze de gemeenschappelijkheid belemmeren. Als dit voor de hypotheekrente en het pensioen niet het geval is beslist Nederland autonoom wat ermee gebeurt.
Er is met deze Brusselse neiging alle verschillen weg te willen poetsen overigens iets geks aan de hand. Voor bedrijven is het geaccepteerd dat het moeten innoveren en zich onderscheiden van anderen. Daardoor ontstaan nieuwe producten, groeit een bedrijf en ontstaat meer welvaart voor het geheel.
Ik heb nooit begrepen waaromdeze redenering niet voor landen geldt . Concurrentie tussen landen krijgt standaard het bijvoegelijk naamwoord “oneerlijk” Ik zou zeggen laat verschillen toe. Laat ook landen concurreren. Kijk wat het beste werkt. Doe daar allemaal je voordeel mee.

Dan zijn er vraagstukken rond de besturing en de bestuurscultuur. “Structure follows strategy”. Je zult dus eerst de inhoudelijke discussie moeten voeren en dan bepalen welke structuur daarbij past. Toch kun je er wel iets over zeggen.

  • Europa heeft nu twee “regeringen” We hebben een Europese raad, bestaande uit regelingsleiders en een voorzitter die niemend gekozen heeft. Dit is de vertegenwoordiging van het intracommunautaire model. Daarnaast is er de Europese commissie. Dit is de vertegenwoordiging van het supranationale niveau. Voor de toeschouwer is het lastig uit te maken wie nu wat beslist. Dat stelt dan weer policiti in staat elkaar de schuld te geven.
  • We hebben een Europees parlement. Dat kan geen van beide regeringen naar huis sturen.

Ik zie twee modellen:

  • Europa is primair intracommunautair. Alle samenwerking is op basis van verdragen en er zijn geen bevoegdheden overgedragen. De regelingsleiders zijn de baas. Je heft dan de Commissie en het Parlement op. Verantwoording vindt lokaal plaats.
  • Europa is primair supranationaal. Landen hebben bevoegdheden overgedragen aan de EU. Er wordt een Europese Ccommissie komen gevormd door het Europees Parlement. Dit kan de commissie ook naar huis sturen.

Natuurlijk kun je modellen ook mengen. Voor sommige onderwerpen is de commissie de baas voor andere de regeringsleiders. Nooit zijn ze allebei verantwoordelijk voor een onderwerp. Je zou ook aan de democratische kant kunnen beginnen. Laat het Europees parlement de volgende commissie samenstellen en geef ze de bevoegdheid deze naar huis te sturen.

Onderdeel van de besturing zou ook vereenvoudiging moeten zijn. De Volkskrant gaf een mooi overzicht deze week. Er zijn 48 landen in de Europese kluwen. (49 als we het VK nog mee willen tellen ). Die kunnen 11 verschillende posities innemen ( wel lid van Schengen en niet van de EU, omgekeerd, geen EU lid en wel de Euro, omgekeerd enz. Enz ). Ik denk dat saneren hier de bestuurlijke slagkracht aanzienlijk vergroot.

Laten we als eerste afspreken dat alles wat we afspreken voor iedereen geldt. Dat ruimt al een deel van de chaos op. Ik wordt altijd erg narrig van overheden die afspraken maken die niet voor hun gelden. Als ik me niet aan de afspraken houd krijg ik steevast een boete.

Vervolgens zou je naar de EER kunnen kijken. Ooit bedoeld als voorportaal voor een aantal landen die nog wel lid zullen worden in de toekomst. Wanneer gebeurt dat ? Nooit? Dan de status ook afschaffen.

Je houdt dan drie grote groepen over. Landen die lid zijn van de EU en dus aan alles meedoen. Landen die lid zijn van de Raad van Europa en waar we niks mee hebben en landen waarmee we handelsverdragen e.d. mee hebben op individuele basis.

Practice what you preach. We moeten af van allerlei nationale belangen.

  • Niet meer naar Straatsburg. Dan moet Frankrijk maar even slikken.
  • Zoveel commissarissen als nodig is om de EU te besturen. Niet zoveel als nodig is om alle landen een plekje te geven.
  • Houdt internationale verkiezingen, met internationale kieslijsten en programma’s voor het Europees parlement . Accepteer daarbij dat bepaalde nationaliteiten misschien oververtegenwoordigd zijn.

Ten slotte is er nog het onderdeel beeldvorming en communicatie. Dat heeft een aantal kanten. Het is mogelijk zonder onderbouwing van alles over Europa te zeggen. Zo is Europa “te groot en bureaucratisch”. Het aantal EU ambtenaren is echter grofweg de helft van het aantal Haagse ambtenaren. Ook “groeit Europa als kool”. In de periode 1999-2011 groeiden echter 23 begrotingen van lidstaten meer dan de EU begroting.

Onderdeel van dit probleem is ook dat politici er een handje van hebben Brussel de schuld te geven van impopulaire maatregelen. Tegelijkertijd wordt vaak ontkent dat er iets verandert. “Nee er vindt geen overdracht van soevereiniteit plaats”.

Het is tijd voor meer eerlijkheid en realisme. Dit komt niet vanzelf tot stand, maar zal mede afgedwongen worden door de pers. Een wekelijkse bijlage over Europa misschien? Misschien helpen internationale politieke partijen ook. Die zijn vrijer om in een land lokaal op te treden dan de huidige.

Natuurlijk wijken al deze ideeën nogal af van de bestaande Europese consensus. Maar dat lijkt ook nodig. Laten we Europa uit de handen van de Eurofielen zoals Verhofstadt en Juncker halen. Hun antwoord op alles is meer Europa. Mijn antwoord is een beter Europa.

Dit stuk van Rene van Alphen is een bijdrage in de Publieke Tribune stukjesschrijfwedstrijd. Ook meedoen? Stuur uw stuk naar redactie [at] publieketribune.net.

Be the first to comment on "Op naar een beter Europa"

Leave a comment

Your email address will not be published.


*