Voor een dubbeltje op de eerste rij

Ik word altijd een beetje moe van de Olympische Spelen. Het heeft iets ontzettend patserig: een gastland dat bakken met geld uitgegeven heeft om z’n reputatie wat op te vijzelen, een openingsceremonie waar Noord-Korea nog een puntje aan kon zuigen en een blik sportbobo’s, met onze eigen Prins Pils ertussen (never forget), die met z’n allen Heel Erg Belangrijk staan te zijn.

Dieptepunt is voor mij altijd het eindeloze genavelstaar over de prestaties van de Nederlandse sporters. We moeten ons ineens druk maken over sporters waar we nog nooit van gehoord hebben. Het Hollandse minderwaardigheidscomplex komt tijdens de spelen flink naar boven. Doen we het wel goed genoeg? Het is Nederland op z’n smalst, waar de Calimero-gedachte van ‘waar een klein land groot in kan zijn’ altijd in het achterhoofd zeurt.

Het mooiste voorbeeld was voor mij de column van Thijs Zonneveld in het AD. Zonneveld beklaagt zich over het feit dat we te weinig geld in sport stoppen, en dat daardoor de winnaars bij toeval tevoorschijn komen.

Nou lijkt mij dat het toevalselement juist de essentie van sport is. Immers: als je van te voren al wist wie er ging winnen, dan was er niks aan. De mogelijkheid dat de underdog wint, hoe klein ook, is wat sport spannend houdt. Ik ben mijn interesse in wielrennen verloren in de Armstrong-jaren, toen de uitslag van de Tour al vooraf vast stond. Als je Ajax tegen FC Schubbekutteveen laat voetballen, dan komt er niemand kijken.

Maar er is iets diepers mis met het verhaal van Zonneveld: hij gaat ervan uit dat het een taak van de overheid is om zomaar voor goede sporters te zorgen.

Op die manier worden de kosten afgeschoven op de bevolking, maar komen de opbrengsten ten goede aan het bedrijfsleven. Immers, de Olympische spelen zoals ze nu zijn ingericht zijn een goudmijn. Heineken bijvoorbeeld mag iedere vier jaar zijn reputatie als amper drinkbaar slootwater opvijzelen door associatie met succesvolle sporters.

Je ziet dat verschijnsel op meer plaatsen in de maatschappij. In het onderwijs bijvoorbeeld vinden we het de normaalste zaak van de wereld dat het bedrijfsleven bepaalt over wat er in het curriculum moet. In de wetenschap idem dito: we moeten maatschappelijk relevant onderzoek doen. Wat bepaalt wat maatschappelijk relevant onderzoek is? Juist, u raadt het al. Een ander voorbeeld is de bankencrisis, met z’n ‘systeembanken’ en z’n ‘too big to fail’. Telkens weer komt het grootbedrijf ermee weg om zichzelf als het algemeen belang te presenteren.

Je ziet ook met de stadions en andere infrastructuur: De spelen zijn leuk voor iedereen, maar het is de overheid van het gastland dat met de rekening blijft zitten. Hoewel er ook inkomsten tegenover staan, is het zeker niet zo dat je onder de streep altijd positief uit komt. De olympische spelen in Griekenland bijvoorbeeld hebben dat land negen miljard gekost.

Het zou veel eerlijker zijn om dat geld te halen bij de mensen die (indirect) aan de Spelen verdienen: het grootbedrijf. Dat kan op twee manieren. De eerste manier is dat je er voor kiest om als overheid je gewoon helemaal niet meer met de Spelen te bemoeien. Als het bedrijfsleven er dan voor kiest om een tak van sport te adopteren, dan is dat hun keus.

Die aanpak heeft een groot nadeel: je weet nooit zeker of een ander land niet zo gek is om alsnog de Spelen te sponsoren. Het is steeds gewoner aan het worden dat de Spelen (en ook het WK trouwens) in semi-dubieuze landen georganiseerd worden. Denk aan de Winterspelen in Sochi (never forget), het WK in Qatar, en de Spelen in China. In plaats van de situatie dus los te laten, zou het beter zijn om bijvoorbeeld een belasting te heffen op advertenties rondom de Spelen, en die te gebruiken om de wat minder sexy sporten te ondersteunen. Dan komt de rekening te liggen waar hij hoort.

Normaal gesproken zou ik je hier vragen om mijn Patreon te ondersteunen. Ditmaal vraag ik je echter om te geven aan Positief Links. Lees hier waarom.

Leave a comment

Your email address will not be published.


*